In jouw nagedachtenis ben ik vanmiddag gestopt met werken; ben naar huis gegaan, heb onderweg HEINZ gekocht - de enige strips die flauwere woordgrappen kunnen maken dan jij -, heb mijn loopschoenen en mijn shirt met daarop in het rood UNEMPLOYABLE aangetrokken en ben het park in gerend.
Ik koos een playlist met eighties hits (geen Jackson en McCartney aan de piano jammer genoeg) en beeldde me in dat je samen met mij vertrok, en dat ik je na enkele minuten al moest laten gaan, terwijl je lachend omkeek en op jouw tempo tussen de bomen verdween.
Het waaide hard in het park. Het weer was omgeslagen. Regen en bladeren in de lucht.
Waren we écht gaan lopen, dan had ik je nooit kunnen bijhouden - zo strak als je stond. Te strak, want zoals je zelf had gezegd was je meer dan 6 kilo verloren. Te veel, had je enkele weken geleden schoorvoetend maar glimlachend toegegeven. Met elke kilo wat meer van je weerstand weg, wie weet.
Onze paden hebben een tijd naast elkaar gelopen. Zo lang als mijn tweede zoon jong is. Soms hielden we halt en praatten we.
We stonden aan het perron om de trein naar Brussel te nemen, en ik geloof dat we elkaar raakten toen ik zei dat ik wist wat het betekende om er niet bij te horen; om anderen te zien vliegen wanneer je benen en armen als lood voelen; om anderen te zien schitteren wanneer je zelf naar erkenning snakt; om alles te geven wat je hebt en je leeg te voelen.
En dat er, zoals onze fucking meditatie-app beloofde, altijd blauwe lucht schuilt achter wolken.
Waar we elkaar niet volgden, is het moment waarop je Iron Man pak niet meer werkte en je geen licht meer zag. Ik kan me dat niet voorstellen, hoe hard ik ook probeer.
Jij was er toch. Je mocht er zijn.
Misschien maken we onszelf wat wijs elke dag. En bestaat er geen scheiding tussen werk en privé. Wat is het verschil tussen een vriend en een collega? Is het geen muur die we zelf optrekken om het ons wat makkelijker te maken?
Misschien is de prijs die we betalen om niet unemployable te zijn wel te hoog.