Antwoord op ‘Nietjes’ van Bernard Dewulf, De Standaard Weekblad, 23 maart 2019.
Dat het toch makkelijker is voor mij.
Die vraag verbaasde me nog het meeste in wat weken van verwarring waren. Mijn aangeleerde reflex was die van de onbegrepene op eenzame hoogte spelen, mijn doorgeschoten antwoord op een leven van behagen om niet tekort te schieten, voor niemand. Angst om niet graag gezien te worden. Mijn ultieme schijnbeweging:
Wat weet jij nu?
Zo was zij in de jaren dat we elkaar niet kenden mijn tegenpool geweest. Vooral doen wat niet wordt verwacht, trappen tegen de schenen van al wat autoriteit en horen en moeten was, niemand of niets uit de weg, leven van conflict. Ik bots dus ik besta. Ik bots dus ik sta hier.
Lang in onze jonge levens hadden we elk het gevoel gehad dat we ergens een belangrijke afslag hadden gemist in het antwoord op de vraag wat een mens met zijn leven wil. Moet. Wie dat niet weet, is gezien. Daarin hadden we elkaar gevonden. Onze meest zere plek, wie weet. En nu leek het of ik daar een antwoord op had gevonden en zij niet.
Ik dacht, ik weet niet wat het is, schrijven. Moeten of willen.
Door mijn blik ging ze meteen in het defensief, waar ik instant spijt van kreeg. Niet mijn mooiste kant om Het Artistieke Enigma te spelen over dat deel van mezelf waarover ik zo weinig praat. Ze sprak zacht:
Je weet toch wat je wil. Schrijven. Wie je bent.
Ik lachte, zuchtte met een air alsof ze me niet begreep.
Tenminste, als je het niet doet, ben je ongelukkiger.
De elegantie van haar comparatief, het mededogen, zo voorzichtig als ze was met me, mijn lief. De sterkste thuis is zij, dat is wel gebleken, maar eerder vanwege moeten dan willen. Hoewel, daarover oordelen is haar onderschatten.
Het verwarde me, haar helderheid. Ik dacht aan geluk, puur geluk, per ongeluk, mijn volgende roman die vlotte, mijn redacteur die blij was, en ik samen met haar, maar ik had nog steeds geen idee van wat, waaraan, hoe of waarheen. Ik heb geen flauw benul. Van wie moet dat dan?
Waarmee ze over zichzelf zei: ik weet het niet, wat, waaraan, hoe of waarheen. En dat de woorden van Bernard Dewulf haar daarom hadden getroffen.
Ik verwees naar een wijs boek, haalde opnieuw wijze raad boven, legde verbanden, wat ik zo begon te verfoeien aan mezelf, dat klaarstaan met antwoorden, dat strooien om bevestiging. Fuck all that. Dat het welletjes is geweest, die hang naar duidelijkheid. Wie heeft ons dat aangepraat? Welke gebeurtenissen hebben dat erin geslepen?
Onze kleinste deeltjes zijn alleen maar onvoorspelbaar. Er valt niets te voorzien.
De volgende keer wanneer we om onze meest zere plek heen dansen, zeg ik dat ze verdomd moedig is, en dat zal alles zijn. Of, beter nog: stel ik een vraag om te kunnen luisteren, en herhaal af en toe, steeds zachter:
We weten het niet.
Wat blijft er van ons over wanneer we alle verwachtingen hebben afgelegd? Na alle moeten, willen, alle welles en nietes.
Losse, lege bladzijden die ons samenhouden. Al wat er is, is vandaag, na vandaag, na vandaag.